Conference Presentations by Martijn Stoll

Organisateurs : Jonas Parétias (Université de Strasbourg - UMR 7044 Archimède) et Étienne Mantel ... more Organisateurs : Jonas Parétias (Université de Strasbourg - UMR 7044 Archimède) et Étienne Mantel (DRAC - SRA de Normandie)
Membres du comité d’organisation : Stéphane Dubois, Matthieu Richard, Martijn Stoll et Victor Viquesnel-Schlosser
L'exposition « Quand la Normandie était romaine. Briga, une ville retrouvée » est l’occasion d’apporter un éclairage nouveau sur cette importante agglomération de Gaule Belgique, située en territoire bellovaque.
Cette journée d’étude réunira des spécialistes de l'architecture, de la décoration sculptée et des peintures murales afin de présenter les données issues d’investigations récentes menées sur quelques complexes monumentaux du nord des Trois Gaules (hors chefs-lieux).
Ces études de cas permettront des échanges et des réflexions croisées à propos des programmes décoratifs de ces vastes ensembles publics d’agglomérations du territoire (Briga, Champlieu, Estrées-Saint-Denis, Famars, Genainville, Mandeure, Ribemont-sur-Ancre, Vendeuil- Caply) mis en perspective avec l’exemple emblématique de La Genetoye à Autun, qui conserve toujours en élévation les murs d’un temple aux dimensions proches de celui de Briga.
Organisé par la DRAC de Normandie - Service régional de l’archéologie, de l’Université de Strasbourg, l’UMR 7044 Archimède et de la Fédération des Archéologues du Talou et des Régions Avoisinantes (FATRA), avec le soutien de la ville d’Eu.
Master's theses by Martijn Stoll
Les locuteurs de Français Langue d’Héritage en cours de Français Langue Etrangère, 2022
Une méthode pratique pour l'enseignement du Français Langue d'Héritage dans l'enseignement second... more Une méthode pratique pour l'enseignement du Français Langue d'Héritage dans l'enseignement secondaire néerlandais Mémoire de Mastère "L1/L2 users are not two monolinguals in one, but rather specific speaker-hearers who have acquired their two languages in particular contexts and for particular reasons"

This thesis is the result of a little over 3 years of work, which resulted in the creation of a d... more This thesis is the result of a little over 3 years of work, which resulted in the creation of a database of late antique and early medieval painted decor in churches of the former provinces of the Roman Empire, going from the 3rd to the 10th century A.D. The database contains over a hundred buildings, as well as many illustrations, and bibliographic references.
This thesis analyses in-depth 5 of these buildings of the first half of the period (3rd century-6th century A.D.) in the Latin West, in order to illustrate the genesis of Christian late antique and early medieval painted iconographical programs, both in its origins, as well as the first phases in the creation of Christian iconography and iconographical programs.
It is my intention to continue this project later on in life, and my next step will be a PhD thesis in order to better understand the decor of late antique shrines, through a trans-cultual analysis, in order to better comprehend the relation between the sacred, dogma, and the people during this period. Before moving further along the chronological evolution of iconography, further understanding of the prime development of Christian iconography is necessary, within its own cultural and cultual context, in order to grasp the organic evolution of Christian images from late antiquity up to the early Middle Ages.
Archaeological Materials (painted plaster) Reports by Martijn Stoll

Rapport des fouilles programmées Agglomération Antique de Briga, Bois-l'Abbé - Années 2020-2021 (vol. 2), 2022
Aux collections anciennes étudiées par Marion Müller se sont rajoutées depuis le début des année... more Aux collections anciennes étudiées par Marion Müller se sont rajoutées depuis le début des années 2000 plusieurs centaines de cagettes d’enduits peints, majoritairement issues du sanctuaire. Cette collection a depuis bénéficié d’une étude approfondie en ce qui concerne le décor B du portique 3, effectuée par Pierre-Manuel Weill dans le cadre de son mémoire de master . Ce dernier a également procédé à un premier inventaire des collections, ainsi qu’à un recollage d’éléments choisis, et des pré-études sur plusieurs dizaines de cagettes. A l’heure actuelle, l’étude des enduits peints bénéficie d’un regain d’activité dans le cadre d’un projet de doctorat. Cette nouvelle étude prévoit de procéder à un inventaire complet des collections issus du sanctuaire, ainsi qu’à une étude approfondie des différents décors identifiables parmi les nombreux fragments issus de remblais fortement remaniés. Ce projet pluriannuel, avec une approche globale, devrait débuter officiellement en septembre 2022, et a déjà été brièvement évoquée lors de la table ronde organisée à Eu en Octobre 2021 .
Cette étude trouve ses prémices au cours du printemps 2021, avec une première phase d’enregistrement de données au cours de l’été 2021. A cette occasion, de nombreuses cagettes (une cinquantaine) ont pu être inventoriées et numérisées. Ces premières cagettes, majoritairement issues de la zone dans et autour de la cella du Grand Temple, sont actuellement en cours d’étude. Les premiers résultats pourront être présentés dans le prochain rapport de fouilles, notamment le décor principal de l’espace 0 présentant un décor d’opus sectile de très grande qualité.
Bien que la très grande majorité de la collection d’enduits peints proviennent du sanctuaire, les fouilles de l’édifice thermal dit « les petits thermes » ont permis de révéler une demi-douzaine de cagettes d’enduits peints. Ces fragments issus de remblais remaniés ont fait l’objet d’une première étude durant l’été 2021, présenté ci-dessous .
Archaeological reports by Martijn Stoll

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch verkennend en karterend boo... more Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd op een viertal terreinen langs de Kromme Rijn te Werkhoven. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen natuurontwikkeling van de Kromme Rijn. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1550 m2. De toekomstige bodemverstoring bedraagt 1550 m2 met een diepte van maximaal 1,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Op basis van het eerdergenoemd bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. De essentie hiervan is weergegeven in tabel 1. Gezien de landschappelijke ontwikkeling en de ligging in het holocene rivierenlandschap en de aanwezige stroomgordels kunnen archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum en Mesolithicum waarschijnlijk worden uitgesloten, aangezien deze dieper dan 2 meter beneden maaiveld worden verwacht. In het plangebied worden de Werkhoven en Houten stroomgordels niet verwacht, waardoor resten uit de perioden Neolithicum en Bronstijd uitgesloten kunnen worden. Op basis van de verwachtingskaart van de gemeente Bunnik hebben de vier deelgebieden een middelmatige of hoge archeologische verwachting. De middelmatige en hoge verwachting is gebaseerd op het voorkomen van oeverwalafzettingen of stroomgordels in de ondergrond. Op basis van vondsten uit de plangebieden en de directe omgeving kunnen archeologische resten voorkomen vanaf de Late Middeleeuwen, maar kunnen ook oudere archeologische resten vanaf de IJzertijd verwacht worden op basis van de ouderdom van de afzettingen. Archeologische interpretatie veldonderzoek Op basis van de bodemopbouw is de kans op archeologie laag. Er zijn vooral verlandingsafzettingen van een restgeul aangetroffen in boringen 1 t/m 17, direct onder het maaiveld. In het meest zuidelijke plangebied (boringen 18 t/m 22), zijn geulafzettingen aangetroffen tot 1,50 -Mv. Bovenop dit pakket zijn komafzettingen aangetroffen, afgetopt door de bouwvoor. Er zijn geen indicaties aangetroffen voor oeverafzettingen of andere archeologische kansrijke afzettingen.

Synthegra B.V. heeft in opdracht van Van Westreenen B.V. een archeologisch bureauonderzoek in com... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van Van Westreenen B.V. een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Breestuk te Nijbroek. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van het gebied dat 25 hectare omvat, waarbij een aantal nieuwe woonhuizen worden gebouwd, bomen worden geplant, poelen worden gegraven en grasland wordt heringericht als natuurgebied. Om dit te faciliteren wordt het bestemmingsplan herzien.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring blijft echter beperkt tot een kleiner deel, namelijk circa 3,5 hectare waar de ontwikkeling van huizen, poelen en bospercelen worden gerealiseerd. Hier bedraagt de verwachte verstoringsdiepte over het algemeen meer dan 0,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal daar waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de ’s-Gravendamseweg 42 te Voorhout. Het onderzoek wordt begrensd door weiland in het noorden en bebouwing in het oosten, westen en zuiden. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en de aanleg van een opstal en bestrating. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 7100 m2 met een maximale diepte van 2 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.

Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op twee terreinen aan de Netterdensestraat en de Amtweg te Netterden. Het terrein aan de Netterdensestraat wordt begrensd door de Netterdensestraat in het westen, door een aantal woningen aan de Woldenburgseweg in het zuiden, en door woningen aan de Revenseweg in het noorden. Aan de oostelijke kant bevindt zich een landbouwperceel. Het terrein aan de Amtweg wordt begrensd door de Amtweg in het oosten en door de Neerveldseweg in het zuiden. In het westen bevinden zich een aantal woningen, en in het noorden een landbouwperceel. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van twee woonwijken, met 21 woningen aan de Netterdensestraat, en 27 woningen aan de Amtweg.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoringen bedragen 10.000 m2 (locatie Netterdensetraat) en 14.000 m2 (locatie Amtweg) met een diepte van minimaal 60 centimeter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX. een archeologisch bureauonderzoek (Quickscan) in combi... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX. een archeologisch bureauonderzoek (Quickscan) in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Sloterweg 858 te Amsterdam. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling/een viertal vrijstaande woningen.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 2.870 m2 met een diepte van ca. 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Sibbinkweg 3 te Winterswijk. Het onderzoek wordt begrensd door de Sibbinkweg in het Westen, de Rondweg West in het Oosten (N319), de Laarberg Water Leiding in het noorden, en een woonkern in het zuiden.
De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een vijftal woningen in het westelijke deel, de sloop van een kas in het westelijke deel, en de ontwikkeling van dit laatste deel van het plangebied tot een schapenwei met hoogstam fruitbomen.

https://doi.org/10.17026/AR/8UBLEK, 2022
Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een ... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Lagegrond 1a te Zeist. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een tweetal woonhuizen. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 250 m2 met een diepte van 50 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Er is besloten om beide percelen te onderzoeken op archeologische waarden (circa 0,8 hectare) De bodem is in een groot deel van het plangebied verstoord tot in de oeverafzettingen. Dit is het geval in het gebied waar de grondsanering heeft plaatsgevonden (boring 2 en 4). Ook in boring 3 is een dikke verstoorde laag aangetroffen. In de overige boringen is de top van de oeverafzettingen intact. Echter zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Daarnaast betreft de intacte bodem slechts een klein deel van het gehele plangebied, omdat de sanering een groot deel omvat. Er werden resten verwacht uit de periode Middeleeuwen-Nieuwe tijd. In het gesaneerde gebied zullen geen resten uit deze perioden gevonden worden. In het overige gebied zijn geen indicatoren aangetroffen, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische resten in het niet gesaneerde gebied laag zijn. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.

Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combina... more Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Wijenburgsestraat te Echteld. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een loods voor fruitkwekerij en het herinrichten van het overige terrein. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 458 m2 met een diepte van 0,8 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het plangebied ligt op een rivieroeverwal en kalkhoudende ooivaaggronden met zware zavel en lichte klei. Volgens de afzettingen kaart van de Rijn-Maas delta ligt het plangebied voor een groot deel echter in een komgebied. Slechts het noordoostelijke gedeelte ligt op een rivieroeverwal. Deze is gevormd door afzettingen van de stroomgordel van de Bommel. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Op basis van het bureauonderzoek lijkt de bodem redelijk intact te kunnen zijn. Er wordt dus vanuit gegaan dat mogelijk archeologische sporen bewaard zijn gebleven. Op basis van de bekende gegevens is de verwachting voor resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum laag. Resten uit deze perioden zullen alleen te vinden zijn in de top van het pleistocene zand (vanaf 4 meter beneden maaiveld). daarnaast is de top hiervan zeer waarschijnlijk geërodeerd, waardoor eventuele resten verloren zijn gegaan. Op basis van de bekende gegevens is de verwachting voor resten uit het Neolithicum en de Bronstijd middelmatig. Hoewel de afzettingen oud genoeg zijn is er in de omgeving niet veel gevonden uit deze periode en wordt er ook weinig bewoning verwacht. Echter zijn in de omgeving van het plangebied wel een aantal resten uit deze perioden bekend, waardoor toch een middelmatige verwachting volgt. Op basis van de bekende gegevens is de verwachting voor resten uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd hoog. Gezien de ouderdom van de afzettingen is er bewoning vanaf deze periode te verwachten in de (relatief) ondiepe ondergrond. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het plangebied erg veel resten uit deze perioden bekend, waaronder ook een aantal zeer bijzondere, zoals een mogelijke Romeinse villa en meerdere Nieuwe Tijds boerderijen. Door dit gegeven is de verwachting hoog, ondanks de gematigde verwachting van het gemeentelijke beleid. Archeologische interpretatie veldonderzoek. De diepste lagen van het gebied geven geen indicatie dat hier mensen gewoond hebben. Daarnaast lijken de fragmenten bouwpuin slechts te wijzen op opgehoogde grond en niet op de aanwezigheid van een vindplaats. Niks duidt op de aanwezigheid van een archeologisch niveau waar resten zich zouden kunnen bevinden. Daarnaast betekent aanwezigheid van deze opgebrachte grond ook dat het oude maaiveld is verstoord (verwijderd of vermengt met de opgebrachte grond). Hierdoor zijn eventuele archeologische resten bij voorbaat verstoord.

Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een combinatie van een archeologisch verkennend ... more Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een combinatie van een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Amnesty Internationaal-laan te Hellevoetsluis. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling/realisatie van drie appartementencomplexen met ondergrondse parkeergarage. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 14,6 ha / 14.600 m2 met een diepte van 3 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Op basis van het PvE van Archeologie Rotterdam (BOOR) gelden de volgende archeologische verwachtingen voor het plangebied. Er geldt een redelijk hoog tot hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum, een laag tot redelijk hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de Bronstijd en de late IJzertijd, een redelijk hoge tot hoge verwachting voor de Romeinse Tijd, en een redelijk hoog tot hoge verwachting voor nederzettingsresten van de Late Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting. Het natuurlijke bodemtype is in het grootste deel van het plangebied intact, behalve in het noordwestelijke deel. In het zuidoosten was er vermoedelijk een geul aanwezig tijdens de middeleeuwen, die het pakket Hollandveen heeft geërodeerd. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege Bronstijd worden in de top van de afzettingen van Wormer (Calais) verwacht. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten, indicatoren of sporen van bodemvorming aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de Vroege Bronstijd aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit de Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen worden verwacht op het pakket Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop). Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten, indicatoren of sporen als bodemvorming aangetroffen in de top van het veen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit Nieuwe Tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen worden verwacht in de top van het Laagpakket van Walcheren (Formatie van Naaldwijk). Dit pakket lijkt echter verstoord c.q. afgetopt te zijn, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische vondsten en sporen klein is. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten, indicatoren aangetroffen of sporen van bodemvorming die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de periode Nieuwe Tijd naar laag worden bijgesteld. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.

Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combina... more Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een karterend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Eisenhowerlaan in Den Haag. Het onderzoek wordt begrensd door de Eisenhowerlaan in het zuidoosten, door een pand aan de Eisenhowerlaan nummer 122 in het zuidwesten, en door een appartementencomplex in het noordoosten (Eisenhowerlaan 126-128). Aan de achterkant van het gebouw, in het noordwesten, begrenst het perceel de achtertuinen van de woningen aan de Van Bleiswijkstraat nummer 186 en nummer 188. De aanleiding voor het onderzoek is de sloop van het huidige gebouw en de voorgenomen realisatie van een appartementencomplex. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het gebied en de omgeving zijn reeds uitgebreid onderzocht, het heeft al onderdeel uitgemaakt van een groter bureauonderzoek en op meerdere nabij gelegen locaties zijn door middel van veldonderzoek archeologische waarden aangetoond. Indien de bodem niet verstoord is kunnen er twee archeologische niveaus worden aangetroffen, tussen 1,5 en 2 m +NAP (bronstijd t/m IJzertijd gemiddeld en tussen 2,5 en 3,5 m +NAP (Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen) gemiddeld. Deze kunnen zich voordoen als humeuzige lagen in het zand. Het diepste niveau kan een Bronstijd datering hebben. Tijdens de Tweede wereldoorlog is ook een bunker gebouwd op de locatie. Hiervan kunnen eventueel ook nog resten aangetroffen worden. Bodemgaafheid: Er kan door de aanleg van de villa tot grote diepte verstoring hebben plaatsgevonden. De bunker uit de Tweede Wereldoorlog op het perceel ten oosten van de planlocatie kan mogelijk ook de grond aan de grens van het perceel verstoord hebben. Wat betreft de villa is op basis van de bouwtekeningen tot minimaal.2,5 m +NAP verstoring aangebracht. Tot hoe diep en hoe ver in het perceel de bunker verstoring heeft veroorzaakt is niet duidelijk, maar zal beperkt zijn tot het meest oostelijke deel van het perceel. Archeologische interpretatie veldonderzoek. Het natuurlijke bodemtype is in vrijwel het hele plangebied verstoord door graafwerkzaamheden. Waarschijnlijk is dit deels ook geschiedt tijdens de bouw en verwijdering van de bunker die in het gebied heeft gestaan ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast zal ook de aanleg van de huidige bebouwing, inclusief kelder, bij hebben gedragen aan de verstoringen. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken. Echter is het bodemprofiel in bijna het hele plangebied verstoord, waardoor deze resten waarschijnlijk verloren zijn gegaan.

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch verkennend booronderzoek ui... more Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Baltus Polderdijk 8a te Castricum (afbeelding 1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een paardenstal. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 6600 m2 met een diepte van maximaal 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. In 2015 heeft er op deze locatie reeds archeologische onderzoek plaatsgevonden voor de bouw van een overkapte paardrijbak en een paddock. Transect heeft destijds een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Gezien de dichte ligging van het nieuwe plangebied bij het oude plangebied is het bureauonderzoek overgenomen op advies van de gemeente Castricum. Er hoeft dus alleen een nieuw booronderzoek plaats te vinden om de bodemgaafheid te toetsen. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Op basis van het eerder genoemde bureauonderzoek is er een verwachtingsmodel opgezet. Voor de Late-IJzertijd en Romeinse Tijd heeft het plangebied een hoge verwachting. Deze resten en sporen bevinden zich waarschijnlijk in het bovenste deel van de getijdeafzettingen, aan het maaiveld. Voor de periode vroege Middeleeuwen tot de late Middeleeuwen kan men uitgaan van een lage verwachting. Er zijn ook geen indicaties voor bewoning tijdens de Nieuwe Tijd in en rondom het plangebied. Hierdoor geldt ook voor deze periode een lage verwachting. Archeologische interpretatie veldonderzoek Het natuurlijke bodemtype is in het noordelijke deel van het plangebied verstoord door ploeg- of graafwerkzaamheden, waarschijnlijk veroorzaakt door het aanleggen van de huidige gebouwen. Het zuidelijke deel bewaard in boringen 1 en 3 een deel van de oorspronkelijke bodemopbouw. Boring twee ligt centraler in het plangebied, dichtbij de sloot, waardoor de kans op verstoring groter is. Desalniettemin lijkt het meest zuidelijke deel van het gebied een deel van de oorspronkelijke bodemopbouw te bewaren, met eventuele archeologische sporen. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Ook al is het niet het doel van een verkennend booronderzoek om archeologische resten op te sporen, wordt de kans op het aantreffen van dergelijke resten klein geacht. Wat het zuidelijke deel betreft bestaat de natuurlijke ondergrond uit afzettingen behorende tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Het betreft hier getijden en geulafzettingen. Het milieu is erosief ten opzicht van het onderliggende pakket dus de kans op archeologische resten in het plangebied van voor de Romeinse tijd is zeer onwaarschijnlijk. Bovenop het natuurlijke profiel bevindt zich een dik pakket bouwvoor met veel ploegsporen. Deze verstoring is aanwezig tot ca 50 cm – Mv (ca. 1m -NAP) en reikt tot in de top van de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. De aanwezigheid van geconserveerde archeologische sporen in het bouwvoor en in de top van de Formatie van Naaldwijk wordt gezien de verstoringen en de aard van de afzettingen zeer klein geacht. Het plangebied is in het noordelijke deel verstoord tot diep in de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Intacte archeologische resten worden derhalve dus niet meer verwacht.

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinat... more Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Edeseweg te Bennekom. Het onderzoek wordt begrensd door de Edeseweg in het oosten en door de Halderweg in het zuiden. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van drie woningen. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 905 m2 met een diepte van 0,80 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. De essentie hiervan is weergegeven in tabel 1. Het plangebied ligt op een dekzandrug of gordeldekzandglooiingen dat toebehoort aan de formatie van Boxtel, specifiek het laagpakket van Wierden. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Deze sporen en vondsten zullen zich vlak bovenop het C-horizont bevinden. Hierna zal de esdek zijn opgebouwd, en in het esdek en het A-horizont kunnen dus sporen en vondsten van de late middeleeuwen tot de moderne tijd aanwezig zijn. Op basis van de eerder genoemde gegevens, zowel de langdurige implantatie van de herberg, de eventuele post-middeleeuwse agrarische activiteiten op het perceel, als de bouw van het moderne pand in 1928, kan worden verwacht dat de bovenste laag van het esdek verstoord is. Sporen kunnen echter aanwezig zijn onder het esdek, van het mesolithicum tot de middeleeuwen. Archeologische interpretatie veldonderzoek Er zijn geen intacte bodemhorizonten aangetroffen. Het contact tussen het esdek en het dekzand van de Formatie van Boxtel is erosief. Vuursteenvindplaatsen uit het paleolithicum en mesolithicumbestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oorspronkelijke dekzand afzettingen, met name in nog eventueel aanwezige bodemhorizonten. Er zijn echter geen bodemhorizonten aangetroffen, en de top van het dekzand is niet meer aanwezig, mogelijk door erosie voor de plaggenbemesting, of geërodeerd door de plaggenbemesting en vermengd in deze antropogene laag. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot onder het C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Nederzettingsresten uit de late middeleeuwen tot en met de moderne tijd kunnen vanaf het maaiveld aanwezig zijn, echter is de bovengrond tot circa 40 centimeter beneden maaiveld verstoord. Er zouden echter wel diepere sporen aanwezig kunnen zijn, zoals beerputten of perceelsinrichting.

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinat... more Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Stephensonweg 10 te Gorinchem. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen aanbouw van een bedrijfshal ten oosten van het bestaande gebouw. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 1800 m2 met een diepte van maximaal 1,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Het plangebied ligt op afzettingen behorende tot de Spijk stroomgordel die vanaf het maaiveld worden verwacht en mogelijk ook de Gorkum-Arkel stroomgordel. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. Oudere archeologische resten worden in dit gebied niet verwacht maar zullen dieper dan 5,0 meter beneden maaiveld aangetroffen kunnen worden Bodemgaafheid: De kans is dat het bodemprofiel voorzien is van een ophogingspakket. Normaliter voor het bouwrijp maken en ophogen voor een industrieterrein zou de oude bouwvoor verwijderd zijn en daarmee een eventuele cultuurlaag. Archeologische interpretatie veldonderzoek De top van het oorspronkelijke maaiveld is sterk verstoord aangetroffen. Er is niet meer sprake van een oude bouwvoor of een laag die overeenkomt met het maaiveld van voor het industriegebied. Op deze verstoorde laag is ongeveer 1 meter opgebrachte grond aangetroffen. Hiermee kan gesteld worden dat het potentieel archeologisch niveau is verdwenen. De afzettingen van de Spijk stroomgordel zijn in boringen 1 en 2 waargenomen echter hiervan is de top dus sterk verstoord. De dieperliggende Gorkum-Arkel stroomgordel is niet aangetroffen. Deze wordt ook meer ten oosten (Circa 100 meter) verwacht. Op basis van de bodemopbouw kan voor alle perioden de archeologisch verwachting naar laag worden bijgesteld.

Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinat... more Inleiding. Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Hoogkana 6 te Ingen. Het onderzoek wordt begrensd door de Hoogkana in het noordwesten en noordoosten, door de nieuwe weg in het zuidwesten en door verschillende woningen en tuinen in het zuidwesten. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige stal van de boerderij en de ontwikkeling van een drietal woningen op dit gebied en voormalig. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 750 m2 met een diepte van minimaal 1,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek. Het plangebied ligt op een rivieroeverwal en kalkhoudende ooivaaggronden. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen (van de Ingen en Lienden stroomgordels) kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf de IJzertijd tot en met de nieuwe tijd. Op basis van de bekende gegevens is het mogelijk dat de bodem intact is. Er is geen indicatie voor bebouwing voor de eerste helft van de 19e eeuw, en agrarische activiteiten zullen de bodem beperkt hebben verstoord. Wel is het zo dat het zand van de rivier afzettingen hier binnen een meter beneden maaiveld worden verwacht, dus het is mogelijk dat de archeologische sporen aangetast zijn mits ze binnen de verstoringslaag vallen. Archeologische interpretatie veldonderzoek. Op basis van de bodemopbouw is de kans op aantreffen van archeologie beperkt. Gezien de sedimentatieomstandigheden van de komafzettingen en de beddingafzettingen is de kans klein dat hier voor de Late Middeleeuwen nederzettingen hebben gestaan. De verwachting voor de IJzertijd – Vroege Middeleeuwen kan bijgesteld worden naar laag. De oeverafzettingen zijn vanuit het archeologische perspectief kansrijk, maar de top hiervan is hoogstwaarschijnlijk opgenomen in de bouwvoor. De kans op archeologie is echter beperkt voor de Nieuwe Tijd, op basis van het historische kaartmateriaal. Diepere sporen zoals paalgaten en afvalgaten zouden nog aanwezig kunnen zijn in de oeverafzettingen, en kunnen eventueel tot in de beddingafzettingen reiken. Er zijn echter geen archeologische vondsten, cultuurlagen, of indicaties voor bodemvorming aangetroffen. De middelmatige verwachting voor archeologische resten kan derhalve bijgesteld worden naar laag voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ... more Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Hoofdstraat 117 te Epe. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van 22 appartementen en 98 m2 winkelruimte, met een parkeerkelder. De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt ca. 1100 m2 met een diepte van 3 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord, ca. 3 m onder maaiveld. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Het plangebied ligt vermoedelijk in een droogdal (Formatie van Boxtel). Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Op basis van de bevindingen van onderzoek in de omgeving is de verwachting dat ook binnen de planlocatie een antropogeen eerddek te verwachten is (tussen 80 en 100 cm -mv), met hieronder begraven middeleeuwse akkers. De verwachting is hoog voor de Middeleeuwen t/m de Nieuwe Tijd, en vondsten kunnen zich in het eerddek bevinden (tot ca. 80 cm -Mv), terwijl sporen tussen 80 en 100 cm -Mv te verwachten zijn. De verwachting van sporen en vondsten van het neolithicum t/m de vroege middeleeuwen is middelhoog, aangezien de aanwezigheid van vindplaatsen uit het neolithicum en de late bronstijd op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied is aangetoond. De verwachting voor het laat-paleolithicum t/m het mesolithicum is laag vanwege de ligging in het droogdal. Als er sporen of vondsten van deze periodes aanwezig zijn, dan zal dit in de top van het dekzand zijn, direct onder de eerdlaag, naar verwachting tussen 80 en 100 cm -Mv. Op basis van de huidige bebouwing is de kans groot dat het aanleggen van de kelder onder het gebouw de sporen zal hebben vernietigd. Onder de rest van het pand is een kruipruimte aanwezig van ca. 80 cm. Het is mogelijk dat, als de eerdlaag de verwachte dikte van 80 centimeter heeft, hieronder nog archeologische sporen bevinden. De garage en parkeerplaats zijn hoogstwaarschijnlijk op zand gestort, dus de kans is groot dat hieronder nog archeologische sporen aanwezig zijn.
Uploads
Conference Presentations by Martijn Stoll
Membres du comité d’organisation : Stéphane Dubois, Matthieu Richard, Martijn Stoll et Victor Viquesnel-Schlosser
L'exposition « Quand la Normandie était romaine. Briga, une ville retrouvée » est l’occasion d’apporter un éclairage nouveau sur cette importante agglomération de Gaule Belgique, située en territoire bellovaque.
Cette journée d’étude réunira des spécialistes de l'architecture, de la décoration sculptée et des peintures murales afin de présenter les données issues d’investigations récentes menées sur quelques complexes monumentaux du nord des Trois Gaules (hors chefs-lieux).
Ces études de cas permettront des échanges et des réflexions croisées à propos des programmes décoratifs de ces vastes ensembles publics d’agglomérations du territoire (Briga, Champlieu, Estrées-Saint-Denis, Famars, Genainville, Mandeure, Ribemont-sur-Ancre, Vendeuil- Caply) mis en perspective avec l’exemple emblématique de La Genetoye à Autun, qui conserve toujours en élévation les murs d’un temple aux dimensions proches de celui de Briga.
Organisé par la DRAC de Normandie - Service régional de l’archéologie, de l’Université de Strasbourg, l’UMR 7044 Archimède et de la Fédération des Archéologues du Talou et des Régions Avoisinantes (FATRA), avec le soutien de la ville d’Eu.
Master's theses by Martijn Stoll
This thesis analyses in-depth 5 of these buildings of the first half of the period (3rd century-6th century A.D.) in the Latin West, in order to illustrate the genesis of Christian late antique and early medieval painted iconographical programs, both in its origins, as well as the first phases in the creation of Christian iconography and iconographical programs.
It is my intention to continue this project later on in life, and my next step will be a PhD thesis in order to better understand the decor of late antique shrines, through a trans-cultual analysis, in order to better comprehend the relation between the sacred, dogma, and the people during this period. Before moving further along the chronological evolution of iconography, further understanding of the prime development of Christian iconography is necessary, within its own cultural and cultual context, in order to grasp the organic evolution of Christian images from late antiquity up to the early Middle Ages.
Archaeological Materials (painted plaster) Reports by Martijn Stoll
Cette étude trouve ses prémices au cours du printemps 2021, avec une première phase d’enregistrement de données au cours de l’été 2021. A cette occasion, de nombreuses cagettes (une cinquantaine) ont pu être inventoriées et numérisées. Ces premières cagettes, majoritairement issues de la zone dans et autour de la cella du Grand Temple, sont actuellement en cours d’étude. Les premiers résultats pourront être présentés dans le prochain rapport de fouilles, notamment le décor principal de l’espace 0 présentant un décor d’opus sectile de très grande qualité.
Bien que la très grande majorité de la collection d’enduits peints proviennent du sanctuaire, les fouilles de l’édifice thermal dit « les petits thermes » ont permis de révéler une demi-douzaine de cagettes d’enduits peints. Ces fragments issus de remblais remaniés ont fait l’objet d’une première étude durant l’été 2021, présenté ci-dessous .
Archaeological reports by Martijn Stoll
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring blijft echter beperkt tot een kleiner deel, namelijk circa 3,5 hectare waar de ontwikkeling van huizen, poelen en bospercelen worden gerealiseerd. Hier bedraagt de verwachte verstoringsdiepte over het algemeen meer dan 0,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal daar waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoringen bedragen 10.000 m2 (locatie Netterdensetraat) en 14.000 m2 (locatie Amtweg) met een diepte van minimaal 60 centimeter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 2.870 m2 met een diepte van ca. 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een vijftal woningen in het westelijke deel, de sloop van een kas in het westelijke deel, en de ontwikkeling van dit laatste deel van het plangebied tot een schapenwei met hoogstam fruitbomen.