versiteit van Amsterdam. In 1987 promoveerde zij op de uitgave van De brieven van De Schoolmeester. In De geest van de dichter (Multatuliprijs 1991) voert ze zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers. Zij is columniste van...
moreversiteit van Amsterdam. In 1987 promoveerde zij op de uitgave van De brieven van De Schoolmeester. In De geest van de dichter (Multatuliprijs 1991) voert ze zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers. Zij is columniste van NRC Handelsblad. In 1998 ontving zij de Prins Bernhard Fondsprijs voor de Geesteswetenschappen. In 2001 verzorgde zij de uitgave in de Griffioenreeks van De gedichten van De Schoolmeester. in schoolmeesters en dominees de dienst uitmaakten. Het hele leven was bekrompen en benepen, leerde ik. De negentiende eeuw die ik kende, kreeg een masker opgezet, waardoor ik het vertrouwde niet meer herkende. Het levende gezicht werd onzichtbaar achter de onbeweeglijke en verstarde trekken van het masker. Mijn leraar Nederlands dweepte met de Tachtigers, die niet bij de negentiende eeuw gerekend werden. Ik leerde dat die pas echte literatuur geschreven hadden en dat pas daarna iets gebeurde in de Nederlandse letterkunde dat Europees niveau had. In de schoolbibliotheek vond ik werk van Jacob van Lennep, van De Schoolmeester, van Piet Paaltjens en van Nicolaas Beets. Ik vond dat niet zo heel saai als de leraar beweerde. En ook las ik Tolstoj, Alexandre Dumas, Emily , Bronte, Charles Dickens en Walter Scott. Ik vond dat heel mooi, minstens zo mooi als Jacob van Lennep. Toen ging ik studeren en weer leerde ik dat de negentiende eeuw een tijd van verval was, waarin geen letterkunde van enig niveau geschreven werd. Maar als ik de negentiende-eeuwers las, vond ik hun taalgebruik rijk en hun verhaallijnen krachtig. Ik werd eigenwijs en vond dat de Tachtigers overschat, en de vroege negentiende eeuw onderschat werd. Door een voorbestemd toeval vond ik de onuitgegeven brieven van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester, in een Amsterdams ar- chief. Het was alsof ik van de achtbaan naar beneden duizelde. Die brieyen staan zo ver van elke sufheid en saaiheid af, ze zijn zo emotioneel, in zo'n ongewoon expressieve taal geschreven, zo kunstig zijn alle mogelijkheden van de taal uitgebuit, dat ik besefte dat ik die niet voor mezelf mocht houden. Ik was nog student toen ik besloot die brieven uit te geyen. Ik ging me verdiepen in de negentiende-eeuwse geschiedenis, in het alledaagse leven, de omgangsvormen, de mentaliteit kortom. Toen ontdekte ik de rijkdom van de veranderingen in de negentiende eeuw. De negentiende eeuw is een omslagpunt. Alles wat we zijn, waardoor we geen middeleeuwse primitieve maatschappij meer zijn met lijf-en doodstraffen, bloedwraak, openbaar geselen en kinderarbeid, en waardoor de slavernij afgeschaft is, is te danken aan negentiende-eeuwse be- wegingen. Doordat steeds meer mensen onderwijs kregen en de publieke debatten konden volgen, werden verlichte ideeen sneller en met meer invloed verspreid. De vrouwenbeweging, de antislavernijbeweging, de arbeidersbeweging waren internationaal georganiseerd. Voor het eerst werden wereldcongressen gehouden. De vooruitgang van de medische wetenschap heeft bijgedragen aan een mentale ommekeer. De koepokinenting, hoe fel daartegen ook geageerd werd, raakte in gebruik, waardoor de pokken uitgebannen werden. De cholera verdween uit de steden zodra er waterleiding aangelegd was. De kindersterfte nam in de loop van de eeuw gigantisch of door de verbetering van de hygiene. De uitvinding van het gipsverband maakte dat been-en armbreuken niet meer automatisch invaliditeit tot gevolg hadden. Alles wat vastgestaan had, leek te kunnen veranderen. Door de mechanisering en de stoomkracht konden er opeens dingen die nooit gekund hadden. Een schip kon varen ook als God geen wind in de zeilen blies, een machine kon meer kracht produceren dan honderd man bij elkaar. Afstanden werden bijna letterlijk verkleind door de stoomtrein. Alsof de tijd zelf snel geworden was, zo dichtte A. Beeloo het: De tijd gaat snel, de tijd der stoomkracht, die de vleugelen der winden aanschiet, neen, der stormen, niet te teugelen. Het is niet alleen het nageslacht dat die tijd een masker opgezet heeft. Om te kunnen leven tussen realiteiten en wensdromen moesten de tijdgenoten zelf met maskers lopen. Het was onmogelijk te voldoen aan alle voorschriften en idealen. Men kon een ideale huisvader willen zijn, maar de dienstmeisjes waren zo mooi. Men kon matigheid preken, maar na afloop van de vergadering van de matigheidsbeweging stond de cognac op de societeit in voile flessen te wachten. Als moeder de huisvrouw langdurig ziek in een kraambed lag, waren de hoeren aantrekkelijk. Je kon een cent geven aan een bedelaarskind, en een bedelaarsgesticht mee helpen oprichten, maar dat wilde nog niet zeggen dat je zo'n kind in huis zou nemen. De befaamde dubbele moraal van de negentiende eeuw komt voort uit het conflict tussen willen en kunnen. Ili raakte zowel geboeid door het masker dat de negentiende eeuw zichzelf opzette als door dat van het nageslacht. De verheviging van een bepaalde expressie of eigenschap is gewoonlijk het doel van een masker. Een masker concentreert de aandacht op een eigenschap. De burgerlijkheid van de negentiende eeuw is samengebald in dat masker dat haar opgedrukt is. En zeker, die eeuw was burgerlijk. Alleen vat ik burgerlijk op als een geuzennaam. De negentiende eeuw is een door en door burgerlijke eeuw, in die zin dat de burger zijn meest intensieve bewustwor-12 ding toen beleefde. Hij nam geen genoegen meer met de oude verdeling van macht en invloed. Hij wilde niet meer dat grote groepen armen, krankzinnigen, zieken, misdadigers buitengesloten werden en dus verkommerden. Hij nam krachtige initiatieven om een betere samenleving op paten te zetten. Om dit te bereiken moest hij wel een soort verheven masker opzetten. Kwam het door de Franse Revolutie dat iedereen opeens aan de slag leek te gaan om een maatschappij te creeren die beter in elkaar zat dan voorheen? In heel Europa wordt de wildheid beteugeld en wordt gebouwd aan idealen. Uitwassen zijn ongewenst. Er moet een verstandige, tedere maatschappij komen, die plaats biedt aan iedereen. Deze maatschappij moet gevormd worden zoals een gezin. Model voor de ideale samenleving is de piramidale drie-eenheid van vader, moeder, kind. Het kind is een samenvattend begrip voor nageslacht. De vader staat aan de top en is in alle opzichten het verstand, de rationaliteit, de planner. Hij staat in een liefdevolle verhouding met de moeder, die voor het evenwicht zorgt, scherpe kanten van de vader neutraliseert en de microkosmos van het gezin bestiert. Het kind is het product van de harmonie tussen de vader en de moeder. Vrouw en kind staan op dezelfde lijn, want voor beiden is de vader verantwoordelijk. De bekende dominee Otto Gerhard Heldring hield zijn kinderen in de gaten. 'De kinderkamer was mijn studeerkamer. Een afzonderlijk studeervertrek hield ik er niet op na, wel een boekenkamer, waar mijn lessenaar stond, maar ik kon het nooit over mij krijgen om daar, afgezonderd van de huisgenoten, te gaan zitten. Ik was te midden van mijn kinderen van hun eerste levensjaar af, omdat ik het als vaderplicht beschouwde in de huiskamer te zijn, waar zij speelden. Daar zag ik ze altijd onder mijn ogen, daar alleen was het mogelijk klein en groot gade te slaan en overeenkomstig hun karakter te leren behandelen. Ik had te dikwijls gezien, hoe het studeervertrek van de predikant hem al te zeer uit het midden van zijn familie trekt. Hij is dan, ofschoon vader, beter in zijn bibliotheek thuis dan in zijn kinderwereld. De kinderen hebben in huis aan hem niets, en is hij daarbuiten, dan leeft hij geheel voor de gemeente. Arme moeder!' De ideale vader uit de negentiende eeuw is aanwezig voor zijn kinderen, en betrokken bij hun ontwikkeling. Het gezinsmodel geldt ook voor de andere maatschappelijke instellingen. Om dit te begrijpen moet men wat goochelen met metaforen die in de negentiende eeuw gemakkelijk van vrouwelijk naar mannelijk en van figuurlijk naar letterlijk wisselen. Het piramidemodel is overdraag-13 De piramide van het harmonieuze gezin baar op de staat. De koning heeft hier de rol van vader, die wijs en verstandig met zijn onderdanen, de kinderen moet omgaan. Het vrouwelijk element is hier de natie, die zich heeft laten bevruchten door de koning om de onderdanen te verwekken. Onderdanen ontstaan immers alleen als zij zich deel van een natie voelen. De natie waarborgt dat tussen onderdanen en koning een evenwichtige relatie bestaat. Het beeld van de koning die als een vader voor zijn kinderen zorgt, is geliefd bij de dichters van de negentiende eeuw. '0 Koning! herder! vorst en vader, geliefd door uw vereend gezin!' zo zong Hendrik Tollens Willem i toe bij zijn kroning tot vorst in '8'5. De nieuwe massa-industrie van de eeuw gebruikt zelfs de gezinssymboliek. De werkgever is de verantwoordelijke vader die voor het heil van zijn werknemers moet zorgen. Het fabrieksproduct is hier de liefdesbaby van de rechtvaardige vader en zijn toegewijde arbeiders. Daartegenover staat de zwarte zijde van de negentiende eeuw, die verborgen moest blijven. Er heerst grote verwarring gedurende de hele eeuw. De mens is niet redelijk. Uitspattingen komen veelvuldig voor. De mens werkt aan zijn eigen ondergang door te streven naar een geoliede maatschappij. Verbeteringen brengen verslechteringen voort. Wie staatsregelingen voor prostitutie wil, erkent het kwaad van de prostitutie. Humanisering van de massale gevangenissen leidt tot trieste isolering. Meer loon betekent meer drank, meer macht leidt tot meer misbruik. Seksualiteit valt niet te beteugelen. Dit geldt ook voor de natuur, waar kindersterfte en epidemieen ondanks alle vooruitgang in de wetenschap mensenlevens opslurpen. Daar kwam bij dat de oude moraal niet meer voldeed. Welke veranderingen kwamen van de duivel, welke van God? Het Kwaad kwam in een identiteitscrisis. De oude moraal had geen antwoord op de dilemma's waar de nieuwe mens voor kwam te staan. Bovendien gebruikte het kwaad zelf een masker om zich in de maatschappij te nestelen, zoals Johannes Kneppelhout zo prachtig...