Laat-Romeinse boeren naast station Driebergen-Zeist
2019, Laat-Romeinse boeren naast station Driebergen-Zeist
…
2 pages
1 file
Sign up for access to the world's latest research
Related papers
Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 1999
Recensies worden. Aan die voorwaarde kan het Wilhelmus niet voldoen. En als het zo gesteld is, heeft Grijp gelijk: dan kunnen wij de woorden beter missen. De tekst blijft zoals altijd het zwakke punt van ons volkslied. A. Th. van Deursen
Archeologie in Vlaanderen
2019
In opdracht van de gemeente Beuningen heeft RAAP tussen 10 en 21 oktober 2016 een archeologische opgraving uitgevoerd in verband met de aanleg van een nieuwe weg, Hekkeslag, in de nieuwbouwwijk Keizershoeve in Ewijk in de gemeente Beuningen. Tijdens dit onderzoek zijn delen van een nederzetting uit de late prehistorie in kaart gebracht. Het gaat om de resten van twee zogenaamde woonstalhuizen en twee spiekers uit de midden bronstijd. De gebouwen bevonden zich op een hogere oeverwal langs de laagte van een ten tijde van de bewoning (grotendeels) verlande restgeul. Vermoedelijk resteerde hiervan alleen nog een natte depressie die gebruikt werd voor het putten van water (afgaande op de vele waterkuilen die op een dieper niveau in de geul zijn aangetroffen). Beide huisplattegronden kunnen op basis van 14C-dateringen in dezelfde periode worden gedateerd, maar zullen hoogstwaarschijnlijk niet tegelijkertijd hebben bestaan. Het is echter wel heel goed mogelijk dat beide huizen opeenvolgend zijn gebouwd. De huizen zijn qua bouw goed vergelijkbaar met huizen van andere vindplaatsen in het rivierengebied die uit dezelfde periode stammen. Binnen en rondom de huisplattegronden zijn - naast de reeds genoemde waterkuilen - verscheidene kuilen gevonden die op basis van hun vorm als silokuilen kunnen worden geïnterpreteerd. Deze worden veelal gezien als voorraadkuilen. In dergelijke ondergrondse opslagplaatsen heerste vermoedelijk een vrij constante temperatuur en luchtvochtigheid, wat het mogelijk maakte om voedsel, veevoer of bijvoorbeeld zaaigoed enige tijd goed te houden. Het gevonden aardewerkspectrum en het vuursteenassemblage is typerend voor dergelijke vindplaatsen uit de midden bronstijd. Opvallend veel scherven zijn flink verweerd en hebben afgeronde breukvlakken en oppervlaktes. Dit suggereert dat een groot deel van het materiaal eerst sterk blootgesteld is geweest aan weer en wind, alvorens het in een kuil werd gedumpt. Analyse van het matig geconserveerde dierlijk botmateriaal levert niet meer op dan een bescheiden kijk op de voedseleconomie van de bewoners van de nederzetting. De veestapel bestond uit runderen, schapen/geiten, varkens en paarden. Daarnaast liepen er honden rond op het erf en werd er door de bewoners (sporadisch) gejaagd, in ieder geval op edelhert. Bijzonder is een zogenaamde bronzen Rollenkopfnadel uit een waterkuil. Dergelijke naalden kunnen hebben gediend als kledingversiering of mogelijk hebben gefunctioneerd als naainaald. Of deze naald bewust in de kuil is gedeponeerd, is niet te achterhalen. Tussen de resten uit de midden bronstijd zijn in een beperkt aantal sporen vondsten gedaan die erop duiden dat direct buiten het opgegraven areaal al in het midden neolithicum bewoning heeft plaatsgevonden. Sporen van deze bewoning bestaan binnen het plangbied uit niet meer dan enkele kuilen; van gebouwplattegronden zijn geen resten gevonden. Wel zijn tientallen vondsten gedaan, bestaande uit vuurstenen werktuigen en aardewerk die er op dat duiden dat de bewoning kan worden toegeschreven aan de zogenaamde Vlaardingencultuur. Het in kleine aantallen gevonden botmateriaal lijkt uit te wijzen dat de bewoners van deze nederzetting zich meer hebben toegelegd op het boerenbestaan dan op de jacht. Tenslotte zijn in het oostelijke deel van het onderzoeksgebied verschillende sporen gevonden die op basis van het vondstmateriaal en het stratigrafisch ingravingsniveau in de middeleeuwen of nieuwe tijd worden gedateerd. Het gaat om drie greppels en een aantal losse paalkuilen. De greppels zijn in het midden van en parallel aan de geul gegraven en zullen zijn bedoeld om het natte land te ontwateren om het geschikt te maken voor akker- en landbouw. Op basis van de datering van het vondstmateriaal zullen de greppels in de loop van de late middeleeuwen B zijn aangelegd en tot in de nieuwe tijd in gebruik zijn gebleven
Lampas, 2020
Summary For more than five hundred years the southern part of the Netherlands belonged to the Roman Empire, more particularly to the province of Germania inferior (Lower Germany). The left bank of the river Rhine served as the external boundary of this province, once the ambition to annex the Germanic territories across the river had been abandoned. Although the Lower German Limes is only a modest part of the whole frontier system of the Roman Empire, it can boast of various distinctive characteristics, the most important of which is the outstanding preservation of timber buildings, ships and other organic remains in the water-logged conditions of the Rhine delta. This paper presents a brief history of this frontier section and addresses a few general issues, as an introduction to a series of papers discussing a variety of aspects of the frontier and of life in a frontier zone.
2006
Inleiding 1.1 Vondstomstandigheden en context De site Capelakker (fig. 1: 1) te Brecht-Overbroek werd ontdekt in 1998 door infrastructuurwerken in een geplande sociale verkaveling aangevraagd door IGEAN (Intercommunale Grondbeleid en Expansie Antwerpen) 1. Het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) kreeg de gelegenheid heel de te bebouwen oppervlakte van de verkaveling te onderzoeken, nog voor de percelen verkocht werden. Er werd in het totaal een oppervlakte van ongeveer 9000 m² gecontroleerd 2. Brecht kent van in de prehistorie een lange bewoningsgeschiedenis. Dit werd reeds aangetoond door de vele gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving. Specifiek voor de periode van de metaaltijden, en in het bijzonder de ijzertijd, blijken in Brecht vele sites gekend te zijn. Vooral door archeologisch onderzoek de laatste 10 jaar wordt het beeld over de ijzertijd langs Belgische zijde van de Kempen ook duidelijker (fig. 1). Langs het Moordenaarsven 3 (fig. 1: 4), op het Thomas Heyveld 4 (fig. 1: 5-beide op 1300 tot 1000 m ten zuidwesten van de vindplaats) en langs de Melkweg 5 (gelegen op de grens tussen Brecht en Wuustwezel) zijn prehistorische sites aangetroffen. Maar ook op de Hoge Meerrijt (fig. 1: 3) en Lage Meerrijt (fig. 1: 2-op 1000 m ten noordwesten en westen van de vindplaats) zouden mogelijk prehistorische sites kunnen gelegen zijn 6. 1 De opgraving gebeurde onder leiding van R. Annaert met medewerking van R. Vanschoubroek en A. Willems. De opgravingsresultaten werden in 2004 verwerkt in een licentiaatsverhandeling van S. Gautier aan de Vrije Universiteit Brussel (promotor: M. De Bie).
2013
Binnen de nieuwbouwwijk Westeraam in Elst, gemeente Overbetuwe, zal binnenkort het laatste deelgebied (Vierslag, voorheen de Krekenbuurt geheten), worden ontwikkeld. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de kans groot is dat er in dit plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Om die reden is in 2010 binnen het plangebied een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit proefsleuvenonderzoek zijn in het plangebied in twee fasen in totaal 98 proefsleuven gegraven. Het doel hiervan was om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Hoewel voorafgaand booronderzoek geen archeologische resten had aangetoond, werden, op basis van de landschappelijke ligging van het plangebied en vondsten uit de omgeving, sporen verwacht van kleine, prehistorische vindplaatsen. Deze blijken inderdaad aanwezig te zijn. In het zuidelijke deel van het plangebied zijn bewoningssporen aangetroffen die op grond van het aardewerk en een 14C-datering in de Late Bronstijd gedateerd worden. Op een niveau onder deze resten is een tweede archeologisch sporenniveau gevonden waarvan de datering nog onzeker is. Gezien het feit dat de sporen zich op een dieper niveau bevinden, moet de datering in ieder geval ouder zijn dan Late Bronstijd. Er is dus sprake van twee stratigrafisch gescheiden vindplaatsen. De oudste vindplaats (vindplaats 2) bevindt zich op een diepte tussen 1en 1,6 m -Mv. Vindplaats 2 wordt afgedekt door een pakket oever- en komafzettingen. Deze afdekking heeft ervoor gezorgd dat de vindplaats zeer goed bewaard is gebleven. De jongste vindplaats (vindplaats 1) ligt op een diepte tussen 0,5 en 1 m -Mv. Ook deze vindplaats is gaaf bewaard gebleven. Sporen van beide vindplaatsen zijn verspreid over diverse proefsleuven aangetroffen, waarbij het niet geheel duidelijk is of de vindplaatsen een aaneengesloten geheel vormen of dat er sprake is van verschillende kleinere vindplaatsen. Naast de diverse prehistorische resten zijn drie brede greppels uit de Romeinse tijd gevonden. Deze horen mogelijk bij bewoning buiten het plangebied en zijn dus niet direct aan een vindplaats binnen het plangebied te koppelen
Relicta. Archeologie, Monumenten- en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, 2005
Brood & Rozen, 1999
van herkomst terugreisden. Uit het relaas van Kohlbacher blijkt wel dat er een heel aparte sfeer in die kampen heerste en dat zich daar geleidelijk ook een heel intens sociaal leven ontwikkelde. Naar het einde van de jaren '50 toe verslechterde de concurrentiepositie van de Belgische kolenindustrie. Toch bleef het mijnpatronaat vreemde arbeiders aanwerven, vooral Turken en Marokkanen, die weerom gehuisvest werden ... in de kampen. Naarmate de kolencrisis echter dieper werd, stierven ook de kampen uit. Het boek is een boeiend relaas geworden van een bijzonder maar weinig gekend stukje geschiedenis. (1) Het boek werd ook gerencenseerd door Dirk Luyten in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, (1999)5, pp. 237-238.
Relicta. Archeologie, Monumenten- en Landschapsonderzoek in Vlaanderen
Voormalig Onroerend Erfgoed (OE), dagelijkse leiding vooronderzoek en archeologische opgravingen, studie van de archeologische sporen,
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed

Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.