Redactioneel. Architectuur en momenten van inventie
2007, OASE
…
8 pages
1 file
Sign up for access to the world's latest research
Related papers
Bulletin KNOB
The Belgian architect Victor Horta (1861-1947) spent most of the First World War in the United States. Over the course of three years, from December 1915 to January 1919, he explored how the American skyscrapers, standardized dwellings and ingenious urban planning might serve as a model for a modern, post-war Belgium. Yet Horta’s memoirs had very little to say about his discussion of American architecture or any influence his travels might have had on his post-war work. This article consequently breaks new ground in examining the various talks on the subject that Horta gave in the 1920s. Horta’s lectures actually provide a good picture of how he started to see American architecture as a model for the future. In American architectural practice, serial production, standardization and economies of scale facilitated a simplification of the design – a solution Horta also proposed for war-torn Belgium. By way of illustration, the article describes the affinity between Horta’s more classic...
2019
What do collective dwellings contribute – or could they contribute – to the city? To answer this question we will start with the 2006 publication The intermediate size: a handbook for collective dwellings, and compare the assumptions in this study and that of the Hooidrift construction project in Rotterdam, which was completed in 2017. The subject in each case was the fine grain in the city, with an ‘intermediate size’ in between those of the individual house and the urban block. At first sight the two projects do not seem to have much in common. From the theoretical angle of The intermediate size, collective dwellings are described as a typology that mediates between architecture and urban planning, whereas Hooidrift, a project commissioned by a collective, consists of a terrace of houses – so typologically these are not collective dwellings. Yet it is worthwhile comparing the two projects and asking how a collective agenda can be translated into architecture, and how this relates ...
2010
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor mijn zoon Rogier en mijn dochter Lotte Hoofdstuk 4 Conserve: poëtica, techniek en thematiek 4.1 Inleiding 4.2 Samenvatting 4.3 'Een fantastische roman' 4.3.1 Een melodrama 4.4 Een schrijver documenteert zich 4.5 Poëtica 4.5.1 Waarheid en waarschijnlijkheid 4.5.2 De historische roman 4.6 Techniek: 'een charmante basis van verstandhouding' 4.7 Thematiek 4.7.1 Een wereld vol misverstanden 4.7.2 Verwisselbare normenstelsels 4.8 Besluit 4.9 Naschrift 7.3.5 Intermezzo: algemeen en concreet 7.4 Lezer en personage: een ontwikkelingsschets Hoofdstuk 8 Een modernist met een surrealistische inslag. Willem Frederik Hermans in de literatuurgeschiedenis 8.1 Inleiding 8.2 Een landerig en ontluisterend realist 8.3 Een eigenzinnig surrealist 8.4 Modernist of postmodernist? 8.5 Besluit Hoofdstuk 9 Literatuur als noodzaak Noten Bibliografie Werk van Willem Frederik Hermans Overige literatuur Verantwoording Register over de poëzie van willem frederik hermans Galerijen, nissen, balustraden, Schaduwen, als ging de zon nooit onder. In een laken ontspringt een wonder. Bomen zijn uit grafstenen ontsproten. Volgt die muziek de banen van Het zonnescherm dat gruwelen beschaduwt? Zie, de bladeren in de wind die luwt Schubben zich om de ogen van een man. 15
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
BMGN - Low Countries Historical Review, 2004
Deze geschiedenis van Holland behoort tot een lastig genre. Lastig voor redactie en auteurs, en lastig ook voor een bespreker. Wat immers is de bedoeling van een dergelijk boek, en in verband daarmee, volgens welke maatstaven moet het beoordeeld worden? De veertien bijdragen zijn geschreven door vijftien wetenschappers die hun sporen verdiend hebben. Maar de hele opzet van het werk maakt duidelijk dat hun beoogd publiek eerder tot de categorie 'algemeen ontwikkeld', dan tot dat van de collega-historici gerekend moet worden. Het boek ambieert klaarblijkelijk om wetenschappelijke kennis samen te vatten en aan een niet-wetenschappelijk publiek over te dragen. Daarbij mogen dan criteria als 'betrouwbaarheid', 'volledigheid' en 'toegankelijkheid' worden gehanteerd. Wat dat betreft hebben de lezers van dit boek niets te klagen. In een prettig leesbare stijl worden door ter zake deskundige auteurs de belangrijkste feiten en ontwikkelingen voorgesteld. Luuc Kooijmans en Carly Misset zetten in het eerste hoofdstuk de politieke ontwikkelingen op een rijtje, Taeke Stol bericht over de waterstaatkundige verwikkelingen, terwijl Jan Bieleman (landbouw) en Milja van Tielhof (handel en nijverheid) de economie voor hun rekening nemen. Drie hoofdstukken van Jan Lucassen (bevolking), Paul Knevel (maatschappelijke groepen) en Jo Spaans (sociale zorg) behandelen de sociale aspecten, waarna Paul Abels de kerkelijke geschiedenis uit de doeken doet. Willem Otterspeer bijt met een hoofdstuk over de wetenschap het spits af in het culturele gedeelte, gevolgd door Eddy Grootes (literatuur), Eric Jan Sluijter (schilderkunst), Louis Peter Grijp (muziek) en Freek Schmidt (bouwkunst). Het boek eindigt met een slotbeschouwing van Willem Frijhoff. Wie met de materie vertrouwd is wordt zo nu en dan verrast-Lucassen verstrekt nieuwe ramingen over aantallen stedelingen omstreeks 1680 en 1750, Jo Spaans komt met enkele mij onbekende gegevens over provinciale wetgeving inzake de armenzorg, Sluijter geeft een nieuwe synthese van het werk over de canonvorming rond de 'Hollandse school'-maar men zal hier toch vooral een competente samenvatting van de resultaten van recent onderzoek aantreffen. Daar is niets mis mee, want dat was precies de bedoeling en wanneer het beoogde bredere publiek in groten getale op deze manier daarover geïnformeerd wordt, is het belangrijkste doel van dit boek bereikt. De toegankelijkheid wordt niet weinig vergroot door een ruimhartig illustratiebeleid, met geregeld verrassende afbeeldingen die goed aansluiten bij de tekst. Wat dat betreft verdienen ook vormgever en uitgever een compliment. So far so good. Men zou wellicht ook enkele additionele eisen aan een boek als dit mogen stellen: 'verantwoording', 'evenwichtigheid', 'historiciteit' en 'samenhang'. Om met het eerste te beginnen, daar is de redactionele politiek niet helemaal helder. Sommige hoofdstukken zijn uitvoerig geannoteerd, andere uitsluitend bij de citaten, het eerste zelfs daar niet. Bij alle hoofdstukken is een beredeneerde literatuuropgave, en die heeft soms het karakter van verantwoording, maar lijkt in andere gevallen slechts bedoeld als leeswijzer. Ook met de 'evenwichtigheid' is iets merkwaardigs aan de hand. Niet minder dan vijf van de veertien hoofdstukken zijn gewijd aan wetenschap en cultuur. Daarbij steekt een enkel hoofdstuk over de politiek wel mager af, te meer daar er bij voorbeeld heel weinig te vinden is over de werking van de openbare instellingen. De justitie, om een ander thema te noemen, dat bovendien niet van actualiteit is ontbloot, komt in het hele boek niet voor. En waarom wel het muziekleven behandeld, waarvan Grijp zelf zegt dat het eigenlijk niet erg bijzonder was, en niet de marine die Hollands naam en faam op de zeven zeeën uitdroeg? Maar de belangrijkste problemen zitten toch bij de laatste twee criteria. Door de thematische behandeling van ruim twee eeuwen
2010
Antwerpen (UIA) werd opgericht in en startte haar eerste academiejaar in oktober 1972 1. Zij verzorgde tot aan de eenmaking van de Universiteit Antwerpen in 2003 op een nieuwe campus in de Antwerpse deelgemeente Wilrijk de licenties en doctoraten in de humane, sociale, exacte en biomedische wetenschappen met uitzondering van de economische wetenschappen. Die waren sinds 1965 al volledig uitgebouwd op de Universitaire Faculteiten St. Ignatius Antwerpen (UFSIA) en het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA). Zo werd UIA de bovenbouw van de Universiteit Antwerpen (UA), bovenop wat al bestond: de kandidaturen van UFSIA en RUCA. De bibliotheek van de UIA moest van nul af in een snel tempo worden opgebouwd. Samen met de eerste professoren en studenten kwamen ook de eerste boeken en tijdschriften op de plank te staan van een vrijwel lege leeszaal in gebouw A, een van de twee gebouwen die tegen de opening van het academiejaar 1972-73 klaar waren. Prof. dr. H.D.L.Vervliet, hoofdbibliothecaris van bij de start in 1972 tot bij zijn emeritaat eind 1988 2 , bracht bij de aanvang een volledig draaiboek mee voor acquisitie, catalogisering en lezersdiensten. Deze documenten zijn allemaal terug te vinden in het archief van de UIA-Bibliotheek. In 1989 werd hij opgevolgd door Julien Van Borm, die vanaf het begin zijn adjunct was geweest. Die zette het werk van Vervliet voort zowel lokaal, nationaal als internationaal. Hij maakte ook de fusie mee van de drie Antwerpse universitaire instellingen tot de Universiteit Antwerpen, en creëerde een hechte bibliotheekstructuur over de vier campussen heen. Hij werd in mei 2007 gepensioneerd als ere-hoofdbibliothecaris van de UA 3. Als zijn opvolgster kwam de Nederlandse Trudi Noordermeer 4. Het archief van de UIA-Bibliotheek beslaat de hele periode van 1972 tot 2003. In die periode groeide de UIA-Bibliotheek uit tot een organisatie met drie leeszalen en een bibliotheekcentrale, vier locaties verspreid over de UIA-campus in Wilrijk. Tegelijk speelde de UIA-Bibliotheek ook een belangrijke rol in het Antwerpse, Vlaamse en Belgische bibliotheeklandschap met o.a. projecten als Antilope en Impala, die de cohesie en samenwerking van Belgische bibliotheken gevoelig hebben versterkt. De werking van de UIA-Bibliotheek had ook vele buitenlandse dimensies. Een belangrijk onderdeel van het archief betreft de automatisering van eerst de UIA-Bibliotheek en later ook de bibliotheken van de twee andere Antwerpse universitaire instellingen en de Stadsbibliotheek, nu Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience genoemd. Zij werden gevolgd door een twintigtal Antwerpse bibliotheken. Daaronder ook de Openbare Bibliotheek van Antwerpen. Prof. dr. Leo Egghe, hoofdbibliothecaris van het LUC (later UHasselt) is altijd een bijzonder trouwe, kritische partner geweest van de Antwerpse 1 Deze inleiding is geen geschiedenis van de UIA-Bibliotheek. Het zijn slechts capita selecta uit het leven van de bibliotheek. Met dank aan prof. dr. H.D.L. Vervliet en Jan Corthouts die elk voor hun periode deze inleiding hebben willen proeflezen.
2015
Veranderingsgericht bouwen: ontwikkeling van een evaluatie-en transitiekader 4.2 Het opstellen van ontwerpfiches 4.3 Relatie met bestaande duurzaamheidsinstrumenten en andere ontwerpstrategieën 4.4 Levenscyclusanalyse en levenscycluskostenanalyse van representatieve dynamische gebouwelementen volgens de MMG-bepalingsmethode 4.5 Conclusies 5 ADVISEREN VAN LOPENDE (VER)BOUWOPDRACHTEN 5.1 Selectie van projecten 5.1.1 Case renovatie woontoren te Zelzate 5.1.2 Case vernieuwbouw BSO school te Deurne 5.1.3 Case uitbreiding basisschool 'De Vlindertuin' te Mechelen. 5.2 Verspreiden van basisinformatie over 'veranderingsgericht (ver)bouwen' 5.3 Adviseren van voorontwerp d.m.v. kwalitatieve evaluatie 5.3.1 Hoogbouwplein Zelzate, HoZe-KPW Architecten 5.3.2 De Vlindertuin 5.4 Adviseren van voorontwerp d.m.v. kwantitatieve evaluatie 5.4.1 Hoogbouw Zelzate, HoZe-KPW Architecten 5.4.2 De Vlindertuin 5.5 Conclusies 6 EEN TRANSITIEKADER VOOR VERANDERINGSGERICHT (VER)BOUWEN
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed

Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.